Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft de integratie van migranten in Nederland op acht terreinen nader bekeken. Dit rapport is vannacht gepubliceerd. Veel Nederlandse media koppen met negatieve titels1.
De onderzoekers willen met deze studie inzicht geven in de ontwikkelingen in de integratie van de vier grootste niet-westerse migrantengroepen in Nederland (Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen). Zij hebben onderzocht of de verschillen tussen deze groepen en autochtone Nederlanders toe- of afnemen op het gebied van onder andere onderwijs, werk, inkomen, huisvesting, identicatie en opvattingen. De onderzoekers hebben de positie van de kinderen van de migranten, de tweede generatie, ook nadrukkelijk meegenomen in hun onderzoek.
Het volledige rapport telt 308 pagina’s. Hieronder volgt een beknopte samenvatting van de resultaten over onderwijs en werk. Wil je het volledige rapport lezen? Klik dan hier (tip van de redactie: zie pagina’s 7-26 voor een samenvatting).
De gegevens over jongeren uit migrantengroepen laten al enige tijd een gunstige ontwikkeling zien. De onderzoekers wijzen erop dat de tweede generatie beduidend hoger opgeleid is dan de eerste generatie. Turkse en Marokkaanse Nederlanders van de tweede generatie zijn even goed opgeleid als autochtone Nederlanders met vergelijkbare kenmerken. Volgens de onderzoekers hebben het opleidingsniveau van de ouders en het herkomstmilieu een grote invloed op het onderwijsniveau van de kinderen. Aangezien het sociaaleconomisch milieu zeer geleidelijk verandert zal er nog enige tijd sprake zijn van een achterstand, stellen de onderzoekers.
Uit het onderzoek komt naar voren dat de beheersing van de Nederlandse taal binnen de Turks- en Marokkaans-Nederlandse groep is toegenomen. De Turkse Nederlanders hebben het meest moeite met de Nederlandse taal. Bij hen wordt binnen het huishouden het minst Nederlands gesproken: 31% spreekt nooit Nederlands met de partner en 16% spreekt nooit Nederlands met de kinderen. Marokkaanse Nederlanders spreken vaker Nederlands binnen het huishouden.
Gezien bovenstaande twee punten ligt een positieverbetering op de arbeidsmarkt in lijn der verwachting. Uit cijfers blijkt echter het tegendeel. De (jeugd)werkloosheid is bijna drie keer zo hoog als onder autochtone Nederlanders. De werkloosheid onder de migrantengroepen wordt sterk beïnvloed door de conjunctuur. De werkloosheidsverschillen nemen af wanneer de conjunctuur aantrekt, in het andere geval neemt het werkloosheidsverschil met autochtone Nederlanders snel toe.
De onderzoekers noemen de positie van de jongeren en tweede generatie op de arbeidsmarkt zorgelijk. Bij de tweede generatie kan minder dan de helft van het verschil worden verklaard door kenmerken als opleidingsniveau en leeftijd. Het resterende (onverklaarde) verschil schrijven zij onder meer toe aan discriminatie, waarvan onderzoek heeft uitgewezen dat ze nadelig uitwerkt op de kansen van leden van migrantengroepen in Nederland. Ook factoren zoals minder efficiënt zoekgedrag, een geringere arbeidsoriëntatie en het hoge aandeel jonge mannen in de verdachtenstatistieken zouden een rol spelen.
1 Hogere opleiding migrant betaalt zich (nog) niet uit (AD), Niet-westerse groepen negatiever over maatschappelijk klimaat in Nederland (nu.nl), Migranten integreren goed, maar het kan beter (Telegraaf), Integratie van kinderen niet-westerse allochtonen gaat nauwelijks sneller (Volkskrant)