Zo zag ik op de autoweg steevast om en om Armeense en Franse vlaggen, waarom? Al snel zag ik ook dat veel gebouwen sterk verpauperd waren. Dit was een groot contrast met het gebouw op Zvartnots dat erg nieuw, modern en hypertechnologisch eruit zag. Eigenlijk waren alleen de kleine politiestationnetjes langs de weg nog enigszins onderhouden. Zelfs de grote politieacademie zag er sterk achterstallig uit.
De vele brouwerijen met namen zoals ‘Ararat’ (Ağrı Dağı) en ‘Noy’ vielen me al op. Blijkbaar hielden de Armeniërs van een drankje, ik was benieuwd. Eenmaal aangekomen in het hostel in het centrum, sliep ik snel een paar uurtjes om half zeven ‘s ochtends. Ik werd rond 10 uur ‘s ochtends wakker door het harde geregen en mijn luidruchtige kamergenoten. Ik strompelde naar beneden voor het ontbijt en zag warempel gewoon ‘lavaş’ (precies hoe de Armeniërs het ook noemen) met witte kaas (geitenkaas) en groen (peterselie, lente-uitjes etc.), geserveerd met ‘çay’ (ook zo geheten in het Armeens). Het leek wel een Turks ontbijtje.
Terug in mijn kamer zag ik dat elk bed een bijbel had, dus niet elk kamer maar letterlijk elk bed had een eigen boekhouder met daarop een extragrote editie van de bijbel. Ook was er in plaats van behang, gebruik gemaakt van pagina’s uit de bijbel om de hele muur mee te behangen. Een nogal interessant en aparte manier om de bijbel en het christendom te promoten.
Ik besloot de stad te verkennen en gelukkig was ons hostel in het centrum. Vrijwel meteen viel me op dat de mensen eigenlijk veel op Turken leken, ze hadden zo rechtstreeks uit Anatolië ingevlogen zijn. Er was wel één groot verschil: de vrouwen hadden geen sluiers of andere gewaden, ze hadden allemaal korte mouwen en zomerse kleding aan. En dat moest ook want het was snikheet daar. Maar toch ging het soms te ver, zoals een vrouw met een string die een supermarktposter sierde. Wellicht was de beste beschrijving nog dat Armenië erg leek op Turkije, maar dan een christelijk Turkije. Want kerken waren er ten overvloede.
Zelfs in de kerk gingen vrouwen met zomerse topjes bidden, tussen 12 en 13 uur (de lunchpauze) ging vrijwel iedereen massaal naar de kerk. Interessant genoeg zag ik in de kerk een ladder met daarop groot ‘Çağsan İstanbul’ staan. Hoe was dit daar gekomen? En was het niet ironisch om een Turks product in een heilig gebouw te zien? Blijkbaar was de anti-Turkse houding niet zo fanatiek, of wisten ze niet wat er op stond? Armeniërs gebruiken tenslotte het Armeens alfabet en Turks het aangepaste Latijnse, wellicht wisten ze niet wat erop stond. Ik begon daarna steeds meer Turkse invloeden te zien: het bier heette Kilikia (de oude benaming van Adana), winkels heetten ‘Ağa’, ‘Van’, ‘Shaurma’ (Çevirme – Shoarma) of ‘Kazancıyan’. Zelfs de parkbankjes waren precies hetzelfde als in Ankara, alleen stond er geen ‘Ankara’ maar ‘Yerevan’.
Ook de lokale bazaar (kapalı çarşı) leek qua geur en kleur erg op een Turkse markt, je kon er eigenlijk precies dezelfde kruiden en gedroogde fruiten vinden. Waarom waren deze twee culturen ook alweer faliekant tegen elkaar? Ik kon het even niet meer volgen, want de twee culturen leken zo op het eerste oog zo erg op elkaar. De mensen weigerden te uiteraard te erkennen, een enkeling zei dat het uit İran of het Perzisch kon komen. Ik werd doorverwezen naar een prachtige moskee in het centrum wat gerenoveerd was door de Ambassade van İran. Het bleek een gerestaureerde moskee uit 1765 die in 1996 en 1999 met Iraans geld gerenoveerd was. Het zag er prachtig, doch verlaten, uit. Er waren natuurlijk geen moslims meer in Yerevan of Armenië, die waren stelselmatig verjaagd na de onafhankelijkheid van Armenië van de Sovjet Unie. Waar in Turkije en Azerbeidzjan nog christenen en Armeniërs wonen, is het omgekeerd onmogelijk. De Armeniërs hadden dezelfde gedoogredenen niet kunnen opbrengen in de jaren ’20 van de twintigste eeuw of de jaren ’90 van dezelfde eeuw toen alle moslims etnisch gezuiverd werden.
Blijkbaar was er nu een uitzondering voor sjiitische Perzen gemaakt, want vrijwel overal zag ik plakkaten die moesten getuigen van vriendschap tussen de Armeniërs en Iraniërs met daarbij hoeveel Iran had gefinancierd of bijgedragen aan de bouw van een bepaald bouwproject. Ook mensen die ik vroeg verhaalden over een gemeenschappelijke afkomst (Indo-Europees ras) en zagen de Iraniërs als hun grootste vriend. Blijkbaar dacht Iran “de vijand van mijn vijand, is mijn vriend” want zowel Turkije als Azerbeidzjan hebben een concurrentiepositie ten opzichte van Iran.
Toen zag ik op het centrale plein van Yerevan mijn grootste verrassing: er was een gigantisch tempelachtig altaar gebouwd. Je kon de vele duizenden trappen naar boven klimmen, onderweg vele politieagenten en beveiligers ziend. Helemaal boven aankomen duurde toch echt bijna een uur en zelfs daar aan de top, kon je zien dat de werkzaamheden nog voortduurden. Dit project was waarschijnlijk begonnen met de onafhankelijkheid van Armenië in 1991 en vele miljoenen (wat zeg ik? Vele miljarden zelfs) opgeslokt terwijl het land straatarm is. Maar het was nog steeds niet af. En wat was het doel van dit altaar? Je kon vanaf de top de berg Ararat in Turkije zien. Ararat heet officieel Ağrı Dağı (Berg van de Pijn) en ligt thans binnen het Turkse grondgebied. Armenië hield de haat en pijn levend door mensen te focussen op de berg. Armenie had zelfs in de grondwet een verwijzing naar de inname van Ararat en probeerde met dit gigantisch bouwproject deze doelstelling levend te houden. Ongelooflijk was dit!
Vanaf het hoogste punt, wanneer het af is zal het dus nog beter zichtbaar zijn, kon je Ağrı Dağı erg mooi zien op een zonnige dag. Met bewolking was het al wat moeilijker omdat de berg zelf ook met sneeuw bedekt en dus wit is. Uitgeput van de trappen ging ik zitten op een terrasje in het centrum. Een plek waarvan je zou denken dat het erg duur was, ik zag echter op het menu dat een wodka maar 300 DRAM kostte: omgerekend iets meer dan 50 eurocent. Op een terras in het centrum! In Nederland zou dit tien keer zoveel kosten. Ik bestelde het omdat het toepasselijk ‘Avşar’ heette (ook weer Turks dus) en kreeg er prompt een schaal met een olijf en een sinaasappelstukje bij als soort van ‘meze’. Dit zat allemaal in de 300 DRAM; ongelooflijk! Armenië was inderdaad erg arm.
Inmiddels begon de tijd te dringen, we zouden om 16 uur naar een klein bergdorpje in het zuiden van Armenië gaan: Tatev. Tatev lag niet ver van de Azerbeidzjaanse exclave Nahçivan (ongeveer 30 kilometer), de door Armenië bezette Azerbeidzjaanse regio Nagorno-Karabağ (op ongeveer 10 kilometer) en de Iraanse grens op ongeveer 60 kilometer. Ook de Turkse grens lag vrij dichtbij op 100 kilometer. Het zou ongeveer zes uur duren van Yerevan om naar dit dorpje te gaan. Tatev was in de Middeleeuwen een belangrijke stad met een sterke klooster en uitgebreide universiteit. Zodra het busje Yerevan verliet zagen de wegen er angstvallig verlaten en de gebouwen er nog erger uit. Het was duidelijk dat Yerevan nog enigszins ‘onderhouden’ was. Het zou nog spannend worden in Tatev dacht ik bij mezelf.