In een kinderverhaal afkomstig uit het boek komt namelijk duidelijk naar voren dat de schrijver een poging doet om racistische opvattingen te bestrijden, echter lijkt in het verhaal het tegenovergestelde naar voren te komen.
Het verhaal gaat namelijk over twee kinderen (Lotje en Tommie), die in de zandbak spelen en zien dat een ander kind (Richard) een meisje aan het uitschelden is. Het meisje wordt uitgemaakt voor ‘vieze’ Turk en mag van Richard niet in de zandbak spelen. Lotje en Tommie gaan naar huis en vertellen alles aan hun moeder. Tommie vraagt wat een ‘kurk’ is. Moeder reageert hierop door te vertellen dat Turken uit een warm land komen en naar Nederland zijn gekomen om te werken en te wonen. De moeder geeft aan dat Turken arm zijn en er een beetje anders uitzien. Later in het verhaal blijkt dat het meisje Marokkaans is. Het verhaal loopt goed af en Lotje en Tommie hebben een nieuwe ‘kurkse’ vriendin.
In het verhaal wordt de Marokkaanse moeder verbeeld als iemand met spraakgebrek. De kinderen vinden de Marokkaanse moeder raar praten en de moeder geeft aan dat ze een andere taal spreken in Marokko. De Marokkaanse moeder moet de Nederlandse taal namelijk nog leren.
De auteur laat uiteindelijk wel zien dat autochtone kinderen openstaan voor ‘kurken’ en Marokkaanse moeders met spraakgebrek. Echter ontstaan er vraagtekens bij het lezen van het verhaal.
Lees het verhaal en oordeel zelf.