De economische crisis en het huidige integratiedebat hebben het toekomstperspectief voor de jonge ‘Nederturken’ er niet bepaald beter op gemaakt en het is dan ook geen wonder dat veel Turkse jongeren overwegen hun geluk te beproeven in het land van hun voorouders. De vraag is natuurlijk of dit de juiste oplossing is. Is het echt zo slecht gesteld met de kansen van de tweede generatie Turken in Nederland, of is het slechts een vooroordeel wat de meesten van ons hebben? We vroegen het aan (strafrecht)advocaat en (rechts)filosoof Hakan Külcü.
Hakan Külcü, geboren te Maastricht, mag zich één van Nederlands meest veelbelovende Turks-Nederlandse advocaten en denkers noemen. Na zijn bachelor en master Nederlands Recht aan de universiteit van Maastricht, besloot hij zijn kennis te verbreden door zowel een bachelor wijsbegeerte (filosofie) te volgen aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, als een master rechtsfilosofie aan de Universiteit van Leiden. Al deze opleidingen heeft hij Cum laude danwel Summa cum laude behaald. Wegens zijn uitmuntende prestaties werd hij in 2009 toegelaten tot de Universiteit van Oxford, waar hij een master politieke filosofie en rechtsfilosofie volgde en heeft samengewerkt met de bekende professor John Finnis. Hij deed hier nog een schepje bovenop en schreef zich in voor een onderzoeksmaster aan de universiteit van Leuven. Na zijn opleiding advocatuur bij de Orde van de Advocaten, is hij nu al jaren werkzaam als strafrechtadvocaat bij Zuketto Advocaten te Maastricht. Bovendien is hij bezig met zijn proefschrift over mensenrechten vanuit een filosofisch perspectief als buitenpromovendus bij (rechts)filosoof prof. A.A.M. Kinneging aan de Universiteit van Leiden.
Tijdens zijn carrière heeft Hakan al vele prijzen en titels in de wacht mogen slepen. Zo werd hij onder meer verkozen tot beste spreker tijdens de introductiedagen te Woudschoten, bij aanvang van de opleiding van de Orde van de Advocaten. Ook heeft hij een Huygens toptalent studiebeurs ontvangen. Daarnaast was hij tijdens zijn master Nederlands Recht werkzaam als student-assistent voor het project ‘Gerede Twijfel’, waarbij hij onderzoek heeft verricht naar een zaak die later bekend is komen te staan als de ‘Arnhemse Villamoord’.
Hieronder volgen de vragen van het interview. Turks.nl Redactrice Esra Çakar sprak Hakan bij Café Zuid in het gezellige Maastricht.
Wat is de reden waarom je rechten en rechtsfilosofie bent gaan studeren? Waarom werd je niet gewoon automonteur of ging je geen bedrijfseconomie studeren, zoals de meeste Turken doen tegenwoordig?
Als kind voelde ik al de behoefte in mij aanwakkeren om op zoek te gaan naar antwoorden. De voornaamste reden voor het feit dat ik zo geïnteresseerd ben geraakt in het recht, is dat ik mijn omgeving beter wilde leren begrijpen. Waarom is de maatschappij zoals zij is? Ik had in die tijd ook een hele legalistische blik op de dingen. Ik dacht nog dat het (positieve) recht hetgeen was dat alles om ons heen structuur gaf. Daarnaast ben ik dankzij mijn studie (rechts)filosofie erachter gekomen dat recht vooral een ondersteunende en coördinerende functie heeft in het burgerlijk recht en het kan worden gezien als het ‘laatste redmiddel’ met betrekking tot de sociale moraal die ingebakken zit in het strafrecht. Ik was heel erg geïnteresseerd in de relatie tussen de moraal en het recht en naar de praktijk waarin de staat haar individuele burgers kan bestraffen, dus in het idee dat de staat de macht heeft om de vrijheid te kunnen beknotten. Waarbij ik met name geïnteresseerd was naar de justificatoire gedachten hierover. Hoe meent men dit te kunnen rechtvaardigen, welke theorieën bestaan er ter rechtvaardiging, en welke is naar mijn gading de juiste? Ik preoccupeerde mezelf met allerhande vragen: Wat zijn mensenrechten? Mag de doodstraf worden opgelegd? Hoe dient de staat tegenover religie te staan? Mag de staat proberen om haar burgers tot goede en gelukkige mensen te maken, of dient zij zich juist heel erg te beperken in haar taken om het de burgers zelf uit te laten vinden? Is er een criterium waarmee we kunnen bepalen wat nou een goede wet is? Wat is het doel van die wetten? Is dat doel het geluk, of zoveel mogelijk genot voor burgers, of de geboden van god na laten leven? Wat is geluk? Wat is de mens? Wat is rechtvaardigheid? Wat is het doel van al die legalistische praktijken en instituties? Hoe relatief en historisch zijn de gevonden antwoorden op deze vragen en de bestaande instituties?
De worsteling met dergelijke abstracte, maar zeer fundamentele en wezenlijke vragen is de reden dat ik niet meteen de advocatuur ben ingestapt na mijn studie rechtsgeleerdheid, maar heb besloten mijn kennis in de grondslagen van het recht te verdiepen en te verbreden aan de hand van een bachelor filosofie (VU) en een master rechtsfilosofie (Universiteit van Leiden).
Was je als kind al het slimste jongetje van de klas?
Het antwoord is zowel ja als nee. Ik heb periodes gehad waarin ik de beste punten behaalde en periodes waarin ik mij vooral op andere dingen heb gericht. Ik weet wel dat ik sinds kinds af aan reeds doortrokken was van een bevragende en vorsende geest. Die bevragende geest is in wezen ook de eerste voorwaarde voor een filosofische instelling. Het begint met de verwondering.
Ik kan niet verhelen dat ik denk dat veel Turkse jongeren in een positie zijn om een zelfde vorsende geest te ontwikkelen. Juist omdat we tweetalig zijn opgevoed, in twee civilisaties zijn gevormd en daardoor als het ware feitelijk in twee geestelijke werelden vertoeven, zijn wij beter in staat om bij dingen te verwijlen, een stap terug te doen en van een afstand te observeren, te reflecteren, een ander perspectief in te nemen en het te problematiseren en zo nodig te bekritiseren; Wij staan met elk been namelijk in een andere traditie. Een Westers-liberale traditie en een Oosters-traditionele traditie. Wij incorporeren, en zijn bevangen door, twee culturele maatstaven in onze geest. Met de regelmaat van de klok lopen wij tegen situaties aan waarin we tussen die twee maatstaven kunnen en moeten kiezen. Kiezen betekent idealiter dingen qua waarde tegen elkaar afwegen, afgezet tegen een bepaalde maatstaf. Wij Turken zijn impliciet en onbewust vaak culturele praktijken, gebruiken, handelingen en denkbeelden aan het wikken en wegen. Het wordt echter pas een filosofische activiteit als we erbij verwijlen en het ook expliciet en uitdrukkelijk gaan doen.
Als we eens meer over onze eigen twee horizonnen, achtergronden, identiteiten zouden leren, zowel de Oosterse als de Westerse, dan denk ik dat er veel meer Turks-Nederlandse intellectuelen zouden opstaan. Dit zou zeer heilzaam en vruchtbaar kunnen zijn. Hetgeen zou kunnen leiden tot interessante dialogen en discussies over vraagstukken als de Turkse en Nederlandse samenleving, homoseksualiteit, vrijheid van meningsuiting en de Islam, de verlichtingstraditie, evolutietheorie en de mensenrechten en het spanningsveld tussen de Oosterse kanten en de Westerse zijden binnen onze identiteit. Die substantiële discussie ontbreekt momenteel vrijwel volledig. Het intellectuele heen en weer gaan tussen Oost en West om iets vruchtbaars op te leveren is nog teveel louter toekomstmuziek.
Je ziet jezelf als een theïst (iemand die in god gelooft maar niet zozeer vanuit de overgeleverde boeken). Daarnaast volg je belangrijke religieuze denkers als Mevlana (Rumi), maar ‘like’ je tegelijkertijd ook anti-religie pagina’s op jouw Facebook. Beetje tegenstrijdig, vind je niet?
Ja, dat zou je zo op het eerste gezicht heel goed kunnen denken. Maar dan blijft men hangen bij het oppervlakkige en het doorwaadbare. Twee dingen die in eerste instantie tegenstrijdig schijnen te zijn, kunnen zich op een hoger niveau van het diepere inzicht verzoenen. Dit diepere inzicht komt mijns inziens dichterbij de waarheid. De bekende Duitse filosoof Hegel heeft dit proces van het heen en weer gaan tussen strijdige standpunten, om ze te integreren tot een dieper begrip, de ‘dialectiek’ genoemd.
Ik wil ter illustratie wel een actueel voorbeeld hiervan geven. Men meent sedert lange tijd al dat de evolutietheorie (de gedachte dat soorten zich ontwikkelen en dat de mens voortkomt uit een gemeenschappelijke voorvader als de apen), onderscheidenlijk de drie overgeleverde monotheïstische wereldreligies, haaks op elkaar staan. De keuze ligt dan in het verkiezen van hetzij het aanvaarden van het wetenschappelijk bewijsmateriaal van het een, hetzij het religieus dogmatisch denken waarin men alles voetstoots aanneemt op grond van blind geloof. In dat laatste geval zijn Adam en Eva door god als mens geschapen en kan de evolutietheorie dus niet waar zijn. Dit zijn tegengestelde standpunten.
Tegelijkertijd ontwaren we nu nochtans dat de paus binnen de katholieke traditie recentelijk heeft medegedeeld dat het katholicisme verzoenbaar is met de evolutietheorie. Het verhaal van Adam en Eva dient dan allegorisch te worden geïnterpreteerd en niet te letterlijk. Kortom, volgens de paus sluit het een het ander niet langer uit en dient het wetenschappelijke bewijsmateriaal geïntegreerd te worden in de wijze waarop de bijbel wordt geïnterpreteerd. Een dieper begrip overstijgt de tegenstrijdige en eenzijdige standpunten, en neemt de juiste aspecten van beide samen.
Het theïsme dat ik aanhang, en tegelijkertijd de sympathieën die ik koester voor mensen die religie bekritiseren, hangt samen met dit dialectische proces. Ik geloof in een god, niet omdat ik zo ben opgevoed in een traditie waarin ik toevallig geworpen ben, maar juist omdat ik kritisch de dingen heb bevraagd en tot deze conclusies gekomen ben. De kritiek op religie is gezond. Serieuze kritiek is als de pijn in het lichaam. De pijn wijst erop dat het anders kan om gezond te kunnen zijn. Het maakt ons duidelijk dat onze gedachten niet statisch, maar veeleer dynamisch van aard dienen te zijn. We zijn altijd verder zoekende, en alle standpunten kunnen op enig moment gereviseerd worden aan de hand van nieuwe inzichten.
Datgene wat jij dus als tegenstrijdig ziet, zie ik als twee momenten in een dialectisch proces die verzoend zijn op een hoger niveau.
Met name vanuit onze traditionele Oosterse cultuur is er de neiging om blindelings te volgen wat de familie en de gemeenschap ons vertelt. Die noties zijn als zaadjes in onze geest geplant sinds kinds af en zijn vastgegroeid. Die gedachten zijn echter vanwege deze traditionele en gemeenschappelijke lading eveneens doorspekt met emoties. Emoties die maken dat we terstond onze harnassen aangespen zodra iemand deze gedachten ook maar bespreekbaar probeert te maken, laat staan als men kritiek wil leveren, en de waarheidswaarde van die gedachten wil bevragen. De geest is niet open, maar afgesloten. Het dialectische proces kan zo niet beginnen. Een oprechte discussie maakt echter dat je jezelf open dient te stellen voor de mogelijkheid dat de eigen standpunten onjuist of te eenzijdig zijn. We dienen niet voetstoots oordelen van anderen aan te nemen maar de diepere achterliggende vooronderstellingen, postulaten en assumpties te onderzoeken.
Heb je wel eens een deel van je Turkse achtergrond ingeleverd om verder te kunnen komen?
Ik vraag me dan af, wat is je Turkse identiteit dan eigenlijk, is daar een maatstaf voor? Is er een persoon in Turkije waarvan je kunt zeggen, ja dat is de ‘maatman’ voor een echte Turk! Hij heeft een dikke snor, hij eet kebab, is vroom Moslim, dat is de Turk! Of is hij het die goed geschoren, Raki drinkend, Westers gekleed en seculier levend is? Nee, die eenduidige maatman en maatstaf bestaat niet, elke individuele Turk is anders. Uiteraard kun je bepaalde generaliserende ideaaltypen maken, maar die zijn weinigzeggend voor een concreet persoon.
Als je mij vraagt of ik Turks ben, dan zal ik op devote toon antwoorden met ‘JA’. Ik ben Turks en heel trots hierop. Ik spreek de Turkse taal en deel die geschiedenis en die culturele rijkdom in mijn persoon. Filosofisch bezien: Wat is dan je Turkse identiteit? Het is een verzameling aan familie-eigenschappen. Evenzo als je bij verschillende mensen uit één familie kunt zien dat ze familie zijn door bepaalde uiterlijke kenmerken, zonder dat een ieder van hen ook exact dezelfde uiterlijke kenmerken vertoont (die neef heeft dezelfde neus als ik, maar hij heeft weer de oren van zijn moeder, en ik heb weer de kin van mijn opa etc.).
Wat ik hiermee bedoel te zeggen is dat de persoonlijkheid en identiteit van de Nederlandse-Turk bestaat uit verschillende lagen. We nemen bepaalde aspecten en waarden over van zowel de Turkse als de Westerse cultuur. De grenzen van onze identiteit zijn open, vloeiend en herbergen verschillende gedachten, waarden en idealen in zich. Ik ben Turks, Oosters, maar ook Nederlands, Europees en een wereldburger. Je identiteit zingt de toon van al die verscheidene gemeenschappen. En al die gemeenschappen leggen hun eigen verplichtingen en idealen op. Die idealen zijn niet altijd harmonieus en kunnen dus conflicteren.
Turks zijn is een nationaliteit en met name een sentiment van herkenning. Het is dat affirmerende gevoel bij de vraag ‘ben jij Turks en ben je daar trots op’. Het is dat euforische gevoel dat ik krijg wanneer ik lees over wat de Turken hebben moeten overwinnen in de beginperiode om uit de assen van het Ottomaanse rijk een nieuwe republiek te stichten.
Heb je nooit gedacht van; ‘F*ck Nederland, ik kom hier toch nooit ver als Turk, ik ga naar Turkije’?
Dat gevoel heb ik nog nooit gehad. Ik denk dat wanneer je dat gevoel wel hebt, er iets fundamenteel mis is. Het is een zelf-bevestigende en zelf-realiserende gedachte. Die persoon voelt zich dan al kennelijk onvoldoende geworteld in de Nederlandse samenleving en neemt die gemeenschap niet in zich op. Het kenmerkt een instrumentele blik op de Nederlandse gemeenschap. Het maakt aanschouwelijk dat deze persoon Nederland ziet als een extern instrument om de eigen doelen mee te kunnen verwezenlijken. Zodra dat instrument –in dit geval Nederland- niet langer bruikbaar is, kan deze persoon het links laten liggen, terwijl die gemeenschap waarschijnlijk een andere houding van hem vergt, een actieve constructieve houding ter verbetering van die gemeenschap. Jij kan als onderdeel van die gemeenschap immers het beeld van de groep waartoe je behoort (her)vormen en vernieuwen. Ik vind die instrumentele houding dus onvruchtbaar.
Wij Nederlandse-Turken wortelen in beide civilisaties. Je kunt niet zeggen dat je de ene wereld wilt verlaten, want het is als het goed is al een deel van jouw binnenwereld. Die gemeenschap is dus niet louter een instrumenteel voorwerp. Het welzijn van deze gemeenschap, haar ideeën, praktijken en instituties en haar welzijn maken een deel uit van jouw welzijn. Die gemeenschap is dus intrinsiek waardevol.
Wat kunnen wij Nederlandse-Turken bijvoorbeeld qua ideeëngoed bijdragen? Men kan door onze praktijken en ideeën de waarde van hechte familiebanden en dat van het gemeenschapsgevoel weer ontdekken. Die waarden zijn met het oprukkend kapitalisme en het tomeloos individualisme en hedonisme verwoest in het Westen. De Franse Revolutie sprak over de drie grote waarden van de Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap. Wat die Broederschap waarlijk inhoudt kan men van ons leren. Ook met betrekking tot het debat omtrent de Islam en de Westerse traditie kunnen wij een belangrijke intellectueel dialectische functie vervullen. Indien wij de moed hebben te rijpen in de humaniora, de intellectuele discussie aan te gaan, ons te organiseren, te bezinnen en mensen onze praktijken te tonen doorgloeid met onze waarden, kunnen we hier unieke dingen verwezenlijken. Significante bijdragen leveren die boven het broodje kebab uitgaan.
De taal- en opleidingsachterstand onder Turkse jongeren is nog steeds schrikbarend groot. Bovendien hebben slechts weinigen het doorzettingsvermogen hun school af te maken en naar eigen gelieven een carrière op te zetten. Wat is volgens jou de reden hiervoor? En hoe kunnen we dit probleem oplossen?
Dat is een netelige kwestie. Om iets te verhelpen heb je eerst kennis nodig van de oorzaken hiervan. Het fenomeen is echter multi-causaal.
Men zal ons mogelijk tegenwerpen dat de mensen die vanuit Turkije hiernaartoe zijn gekomen, qua aanleg wellicht niet de meest intellectueelbegaafden zijn. Zij zijn hier namelijk gekomen omwille van economische redenen; het zijn dus niet de aristocraten van Turkije. Hier zit zeker iets in zou ik dan zeggen, maar het is ook veel te gemakkelijk en te generaliserend om het hele probleem met dat inzicht af te doen. Ik zie in de praktijk dat het echte probleem veel complexer is.
Een van de grootste problemen van dit fenomeen is de meest evidente; het feit dat wij de Nederlandse taal niet voldoende beheersen. Als we de taal niet beheersen, kunnen we niet fatsoenlijk meedraaien tijdens onze studie, en is het lastiger om zich verder te ontplooien. Taalvaardigheid is niet de enige voorwaarde voor succes, maar wel een noodzakelijke. Daarnaast komen we ook nog eens minder genuanceerd, beschaafd en sympathiek over tijdens een persoonlijk gesprek. Als je me zou vragen hoe dit kan, kan ik ook slechts verwijzen naar het evidente. Kijk om je heen. Een van de grootste boosdoeners lijkt mij dat we teveel naar de Turkse tv kijken. Turkse series kunnen heel leuk zijn, maar je ontwikkelt jezelf er niet verder mee. Ook zorgt het ervoor dat wij ons teveel in de eigen Turkse kringen opsluiten, en dat we ons deswege minder onder de Nederlanders begeven. Fysiek leven we dan in Nederland, maar taalkundig en geestelijk zitten we via de tv en onze contacten louter in de Turkse leefwereld.
Het gezin en de school zijn de sleutels tot de oplossing van dit probleem. Dat zijn namelijk de locaties alwaar het leven en de opvoeding beginnen. Hier worden wij gevormd. Een betrokken en ambitieuze aanpak vanuit beide sferen zou dit probleem moeten kunnen oplossen.
Bovendien is een reden hiertoe gelegen in het gegeven dat we te weinig Turks-Nederlandse rolmodellen hebben die als voorbeeld kunnen fungeren. De tijd is rijp voor de geboorte van een Turkse intellectuele elite, vol met succesvolle intellectuele Turkse Nederlanders, georganiseerd en bezonnen. Die devoot hun eigen geluid tussen Oost en West kunnen kanaliseren middels een intellectueel discours via stichtingen, verenigingen, en lossere organisaties, zodat de Turks-Nederlandse jeugd zichzelf door middel van die organisaties beter kan leren (her)kennen en ontdekken.
Hier zouden we nog uren over door kunnen praten.
Welk voordeel hebben Turkse Nederlanders ten opzichte van de autochtonen en hoe kunnen zij dit voordeel omzetten in kansen?
Wij Turkse-Nederlanders bevinden onszelf in een unieke positie. We krijgen zowel een horizon mee vanuit de Turkse cultuur alsmede vanuit de Nederlandse. We beheersen idealiter beide talen, en daarmee kijken wij naar de dingen vanuit twee werelden. Hetgeen ons in potentie uitrust om de dingen vanuit een afstand te aanschouwen en rijker na te denken. Hoe dieper wij beide culturele achtergronden doorgronden, hoe rijker en interessanter de kruisbestuiving kan zijn.
Ik durf zelfs te stellen dat we hierdoor in potentie een meer democratische geest hebben. Wij beseffen in potentie beter (dan de autochtonen en beter dan de Turken in Turkije) dat democratie niet bestaat uit het opleggen van de wil van de meerderheid aan de minderheid. Dat is niks anders dan de tirannie van de meerderheid. Democratie bestaat daarentegen juist in de kunst van het zich kunnen verplaatsen in de ander met sympathie en empathie; rekening kunnen houden met de visie en de belangen van de ander, ook die van de minderheid.
Als de Turkse-Nederlanders ook geestelijk zouden rijpen op het vruchtbare -doch braakliggende- terrein van de humaniora (geschiedenis, sociologie, antropologie, filosofie, psychologie, politicologie, poëzie en wat dies meer zij), dan zouden er intellectuelen op kunnen staan die substantiële debatten kunnen voeren omtrent de meest urgente vraagstukken.
Op dit moment zien we overal ter wereld, maar ook in onze Turks-Nederlandse gemeenschap, dat het oogmerk van het economische gewin de maatstaf voor succes vormt, en dus de studiekeuzes bepaalt. Vanuit deze geestelijk verschralende wind kiezen ook Turkse jongeren voor technische vakken danwel voor een studie rechten of economie. Dat is prima, maar ondertussen missen we een intellectuele evenknie. Illustere Nederlands-Turkse intellectuelen die met hun bagage en de pen in de hand tegenlicht kunnen bieden en een dialectiek binnen de eigen Turkse gemeenschap kunnen starten. Zulk een Nederlands-Turkse aristocratie, gewassen op de bodem van de geesteswetenschappen en kunsten, zou ons een veel rijkere, beweeglijkere, weerbarstigere en interessantere groep maken. Juist omdat we vanuit het Oosten geestelijk kunnen bijdragen en Nederland schatplichtig kunnen maken aan ons.
Heb je voordelen aan je Turkse achtergrond in je werk als strafrechtadvocaat?
Dat voordeel is er terdege. Ik heb veel Turkse cliënten, en ik merk dat ik op meerdere manieren profijt heb vanwege het feit dat ik zelf ook Turks ben bij het verdedigen van mijn Turkse cliënten.
Allereerst valt de taalbarrière weg. Een Babylonische spraakverwarring is uitgesloten. Belangijker is echter dat we elkaar ook echt begrijpen op emotioneel en cultureel vlak.
Ook levert het inhoudelijk een voordeel op in sommige gevallen tegenover de rechter. Ik kan tegenover de rechter schetsen vanuit welk perspectief wij dingen beleven. Dit begrip dat ik daarmee kweek bij de rechter kan, en heeft ook daadwerkelijk al vaker, het grote verschil gemaakt in rechtszaken.
Een ander meer illuster voorbeeld kan ik ook geven. Het betreft een zaak die vermaard is geworden als “de Arnhemse villamoord”. In deze strafzaak zijn uiteindelijk 9 mannen veroordeeld voor een roofoverval en een moord op een bejaarde mevrouw in een villa gepleegd in september 1998 te Arnhem. De mannen zouden de bewoonster van de villa naar haar slaapkamer hebben geleid, en op bed daar koelbloedig door haar hoofd hebben geschoten, terwijl ze zochten naar geld in het huis. Het is saillant dat 7 van de 9 onherroepelijk veroordeelde mannen Turks zijn. De verdachten zijn zowel door de rechtbank als het hof veroordeeld. Ik heb die zaak uiteindelijk in mijn derde studiejaar rechten onderzocht als student-assistent van het project Gerede Twijfel. Het idee dat deze mannen terecht zijn veroordeeld spatte al snel als een zeepbel uit elkaar. Ik kwam tot de bevinding dat er onvoldoende tot geen betrouwbaar bewijs aanwezig was tegen deze mannen. Sterker nog, al het objectieve bewijs wees erop dat deze mannen, in deze samenstelling, de daders niet konden zijn geweest. De mannen zijn onterecht veroordeeld en zijn naar mijn inzicht onschuldig. Mede door mijn Turkse achtergrond kon ik mij gedurende het onderzoek gemakkelijk verplaatsen in die Turkse verdachten en eventuele vooroordelen veel sneller van mij afwerpen. Ik heb aan de hand van de verhoren in het strafdossier kunnen reconstrueren dat de verdachten onder druk zijn gezet en daardoor te inconsistent, innerlijk tegenstrijdig, ongeloofwaardig en onbetrouwbaar hebben verklaard. De rechercheurs van de politie opereerden vanuit de tunnelvisie dat deze Turkse mannen de daders wel moesten zijn. De mannen moesten koste wat kost veroordeeld worden en dat is dan ook gebeurd. Dit is een schandaal! Wij Turks-Nederlandse advocaten moeten er met argusogen voor waken dat dit soort onrechtvaardige praktijken zich niet weer voordoen.