Dat heeft de Centrale Raad van Beroep in Utrecht dinsdag bepaald.
Volgens de raad is het verplichten van inburgering in strijd met een overeenkomst tussen Turkije en de Europese Unie uit de jaren zestig. Daarin staat dat Turken die naar de Europese Unie komen niet belemmerd mogen worden bij het vinden van een baan of bij de huisvesting.
In Nederland geldt sinds 2007 de wet Inburgering, die ook Turken verplicht tot inburgering. Dat is in strijdt met het eerdere verdrag dat Turkije en de Europese Unie sloten, zo oordeelt de raad. In dat verdrag is ook opgenomen dat EU-lidstaten geen nieuwe wetten mogen maken die aan Turken toegekende rechten beperken. De Inburgeringswet belemmert de rechten wel, want het niet halen ervan kan gevolgen hebben voor „de verblijfsrechtelijke positie van Turkse burgers in Nederland”. Er mag bovendien geen onderscheid worden gemaakt tussen Turken en EU-onderdanen.
Turken mogen nog steeds inburgeren, maar dan niet verplicht. De wet Inburgering hoeft niet aangepast, zo betoogde een woordvoerder van het rechtsorgaan. Met de uitspraak kunnen Turken zich beroepen op een bestaande uitzonderingsregel in de wet.
Vorig jaar kwamen de rechtbanken in Rotterdam en Roermond al tot soortgelijke conclusies. Toenmalig minister Eimert van Middelkoop van Integratie ging samen met de gemeenten Rotterdam, Vlaardingen en Roermond tegen de uitspraken in beroep. Hij noemde de uitspraak ondermijnend voor het beleid van inburgering.
De raad stelt dat de minister (inmiddels minister Piet Hein Donner van Binnenlandse Zaken) niet ontvankelijk is. Hij had niet in beroep mogen gaan. De gemeenten mochten dat wel. Er is geen beroep mogelijk, omdat op dit gebied de raad het hoogste rechtsorgaan is.
Bron: telegraaf.nl