De strengere regels uit 2006 om immigratie zo veel mogelijk tot kennismigranten te beperken, zijn niet van toepassing op Turkse ondernemers die hier een bedrijf willen vestigen.
Dit volgt uit een uitspraak die de Raad van State gisteren deed op een bezwaar van een Turkse koffiehuisexploitant. Zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning was door de lagere rechter geweigerd, omdat zijn ondernemingsplan niet voldeed aan eisen als ‘innovativiteit’, arbeidscreatie of investeringen.
De Raad van State stelt vast dat de toelatingseisen voor Turkse migranten door het Associatieverdrag uit 1973 zijn bevroren. Destijds werd afgesproken dat toelating een ‘wezenlijk Nederlands belang’ moest dienen. Maar er werd ook afgesproken dat er voor Turken daarna geen nieuwe beperkingen van de vrijheid van vestiging of het vrij verrichten van diensten meer zouden worden ingevoerd. Dit staat bekend als de stand-still-bepaling.
Beperkende voorwaarden
De Raad van State zegt nu dat het kabinet sindsdien wel nieuwe beleidsregels en beperkende voorwaarden heeft ingevoerd. Door die ook op aanvragen van Turkse migranten toe te passen, is het criterium voor hun toelating verscherpt. Dat is niet conform het verdrag uit 1973.
Het argument van de staat dat de nieuwe eisen ook onder het oude criterium van ‘wezenlijk Nederlands belang’ vallen, omdat de economische situatie nu eenmaal is veranderd, verwerpt de hoogste bestuursrechter.
Het kabinet mikt sinds de eeuwwisseling vooral op hoger geschoolde kennismigranten. Sinds 2006 worden aanvragen gedetailleerd beoordeeld op persoonlijke ervaring, ondernemingsplan en de ‘toegevoegde waarde’ voor Nederland. Die waarde moet ‘innovatief’ zijn.
Positieve bijdrage
In 1973 was het nog voldoende als een Turkse ondernemer in een behoefte zou voorzien en een positieve bijdrage aan de economie zou leveren. De Turkse ondernemer had betoogd dat vooral de eis dat zijn koffiehuis vernieuwend moest zijn een verblijfsvergunning voor hem veel moeilijker maakt.
Zijn advocaat Michael van Basten Batenburg denkt dat de uitspraak mogelijk verstrekkende gevolgen kan hebben. Het is volgens hem voor middenstanders uit Turkije met relatief simpele ondernemingen nu weer mogelijk toegang tot de Nederlandse arbeidsmarkt te krijgen, net zoals dat in 1973 was afgesproken, toen Turkse koffiehuizen, kleermakers en pizzera’s nog positief werden gewaardeerd.
„Die stand-still-bepaling kan dus niet ontweken worden”, zegt Van Basten. Hij noemt het pikant dat de Raad van State in dit politieke klimaat met een verruiming van het migratiebeleid durft te komen.
Bijzonder
Ook de migratierechtexpert Helen Oosterom-Staples van de Universiteit van Tilburg noemt de uitspraak bijzonder. Het is volgens haar de eerste keer dat de Raad van State de beleidswijziging kwalificeert als verslechtering van de positie van Turkse zelfstandigen en daarmee strijdigheid met het verdrag vaststelt.
Eerder, in juli, oordeelde de Rotterdamse bestuursrechter dat legale Turken in Nederland evenmin kunnen worden verplicht tot deelname aan inburgeringscursussen. Ook dat is in strijd met het Associatieverdrag, dat onderscheid verbiedt tussen Turkse arbeidsmigranten en burgers uit EU-lidstaten.
Bron: nrc.nl