Ik denk snel terug aan Rome toen het vliegtuig gedeeltelijk door Armeniërs gevuld werd. Ik vond toen al de sfeer meteen grimmig worden. Net als Turken, konden Armeniërs geen ordelijke rij vormen om het vliegtuig te betreden. Een klein kind werd weggeduwd van een stoel zodat een Armeens stel daar kon zitten. Toen de vader zich ermee kwam bemoeien, ging het bijna mis. Het deed me denken aan de chaos in de wat armere landen in het Midden-Oosten. En nu zag ik een vrijwel donker vlakte. Pas op het allerlaatste moment zag ik enkele lichtbakens en raakte het vliegtuig veilig de grond.
Ik was eindelijk aangekomen in Armenië, het land waar academicus Dr. Aybars Görgülü werd aangeklaagd en opgepakt vanwege zijn onderzoek naar de Armeense gebeurtenissen van 1915. Het oppakken van een academicus belooft niet veel goeds voor de vrijheid van meningsuiting in een land. Het belooft nogal wat voor mij.
Was ik nu toch te erg beïnvloed door mijn eigen vooroordelen? Wellicht, ik probeerde de gedachten weg te schudden en concentreerde me op de landing. De landing deed me denken aan Turkije; mensen die opstonden voordat het ‘Riemen Los’-lampje uitging, passagiers die in alle drukte koffers pakten en naar voren stormden terwijl het vliegtuig nog bezig was te stoppen. Ik wacht altijd tot iedereen weg is om dan op mijn gemak als laatste het vliegtuig uit te stappen. De speciale bussen die de passagiers van het vliegtuig naar de luchthaven brengen, wachten toch wel. En als extra voordeel: wie als laatst op de bus stapt, stapt daarna als eerste eruit. Blijkbaar weten de andere passagiers dit niet.
Bij Zvartnots viel me meteen op dat de prijzen erg laag waren, voor een paar euro al een fles cognac. Dat doet Schiphol je niet na. De mensen kwamen me ook erg bekend voor: mannen die de bovenste knopen van hun overhemd open hadden waardoor hun borsthaar te zien was droegen witte sokken en puntige zwarte leren schoenen terwijl ze hun autosleutels als een rozenkrans (‘tespih’) over hun vingers lieten glijden. Veel mannen liepen arm in arm of hand in hand met hun andere mannelijke vrienden. Ik keek snel om me heen of ik nu in Turkije was of Armenië. De paspoortcontrole ging, ondanks dat ik stempels van Turkije in mijn paspoort had, erg rap en ook bij de bagagecontrole mocht ik doorlopen na aanvankelijk gestaar van twee douaneambtenaren. Ze lachten uiteindelijk waardoor ik me besefte dat ze lachten om de roze kleur van mijn trolley. Toch blijft roze handig als je jouw koffer snel wilt zien op de bagageband. Buiten zou iemand me opwachten maar kon ik diegene niet zien. Al snel kwamen mannen naar me toe om me in het Armeens en Russisch toe te spreken. Ik verstond alleen het woord ‘taxi’ en schudde mijn hoofd. Meteen daarna kwamen politieagenten de mannen wegvoeren naar buiten.
“Aha”, dacht ik bij mezelf. Dit concept van ‘illegale taxi’s’ had je vijftien jaar geleden ook in Turkije. Werkloze mannen die hun auto gebruikten als taxi zonder dat ze de daarvoor benodigde vergunningen hadden. Sommige namen hun drie kleine kinderen mee zodat het leek alsof ze familie aan het opwachten waren. Ik vond de politie erg adequaat optreden en was verbijsterd over hoe mooi Zvartnots eruit zag. Het strookte niet met het beeld wat ik had van een arm en pover land.
Later ontdekte ik dat Zvartnots is vernieuwd met behulp van Armeens-Argentijnsezakenmannen, alsmede dat ruim één derde van het budget van Armenië afkomstig is van de Armeense diaspora (Armeniërs buiten Armenië): drie miljard dollar storten zij elk jaar in de kas van Armenië. Na een uur wachten, belde ik uiteindelijk mijn contactpersoon waar hij nu bleef. Na 8-9 keer bellen (en doorschakeling naar zijn voicemail), was mijn Nederlandse beltegoed op. Het was inmiddels vier of vijf uur ‘s ochtends (Armenië loopt twee uur voor op Nederland), maar toch waren er enkele winkeltjes open op Zvartnots. Zo ook een belwinkel waar ik snel een MTS simkaart kocht voor 500 DRAM (omgerekend 85 eurocent; 575 DRAM is ongeveer 1 euro) waar ook nog eens 500 DRAM beltegoed op stond. Een koopje! “Maar ze hadden nu wel een kopie van mijn paspoort”, dacht ik maar al snel wuifde ik die gedachte weg. Het was mijn slaaptekort dat mij paranoïde maakte.
Met mijn nieuwe simkaart kon ik mijn contactpersoon wakker bellen en hij beloofde meteen iemand naar me toe sturen. Ondertussen was ik de allerlaatste persoon op Zvartnots, de politieagenten waren weg en nieuwe zwermen illegale taxichauffeurs kwamen naar me toe. Ze gingen zelfs naast me zitten en probeerden met me te praten. Ik hield een hand op mijn portemonnee en wist eigenlijk niet wat te doen. Toen kwam iemand gehaast mijn kant oplopen, ook hij sprak geen woord Engels maar het feit dat hij steevast mijn naam en achternaam zei alsmede de naam van het EU-project waarvoor ik daar was, deed me besluiten dat hij mijn chauffeur was.
Toen belde mijn contactpersoon, die wel Engels sprak, en sprak met de mensen om me heen via de telefoon. Toen ik de telefoon weer terug had, vertaalde hij dat de illegale taxichauffeurs mij een slaapplek aanboden omdat ze dachten dat ik geen slaapplek had. Deze vriendelijkheid en gastvrijheid van werkloze ‘taxichauffeurs’ kwam ik normaal alleen in Turkije tegen, wellicht had ik toch mijn vooroordelen de overhand laten nemen. Zo slecht was het hier nog niet gesteld met de gastvrijheid.