Is Erdogan democratisch?

Er is een verhitte discussie in Turkije gaande over of de regering van premier Erdogan de democratie bevordert in het land of dat het er juist op achteruit gaat onder zijn bewind.
Turks.nl Redactie

Mustafa Akyol, New York Times

Optimisten beargumenteren -dankzij het machtsverlies van de militairen- dat Turken voor het eerst te maken hebben met echte democratie. Anderen claimen dat Erdogan toenemend autoritair wordt na een decennium aan de macht te zijn, en dat Turkije dagelijks minder vrij wordt.

Elk van deze tegengestelde standpunten kunnen overtuigend worden onderbouwd, wanneer feiten gedeeltelijk naar voren worden gebracht.  Dat is wat zowel de voor als tegenstanders van Erdogan regelmatig doen, door het negeren van alle bewijzen van het tegendeel.

Wanneer er bijvoorbeeld wordt gekeken naar de rechten van Koerden en christelijke minderheden, zullen er genoeg redenen zijn om Erdogan te prijzen. Hij heeft de meest liberale hervormingen ingevoerd die Turkije ooit heeft gezien betreft deze kwesties. Zoals de heropening van historische kerken, het beginnen van gesprekken tussen vertegenwoordigers van de regering en Koerdische militante leiders, het toestaan van scholen en televisiestations om les te geven en uitzenden in de voorheen verboden Koerdische taal.

Maar wanneer men kijkt naar de persvrijheid, keert het tij. Zoals wordt gedocumenteerd door verschillende internationale organisaties, is de media minder vrij geworden in de afgelopen jaren. Er bestaan verschillende anti-overheidskranten, maar in de mainstream media, waarvan de eigenaars zich verplicht voelen om de regering te behagen, hebben tientallen kritische schrijvers hun baan verloren. Zoals Bulent Kenes, redacteur bij Today’s Zaman, een conservatieve krant die de premier normaliter steunt, vorige week in een column schreef dat er een ‘New Media Order’ bestaat, waarin kritiek op de overheid steeds onveiliger wordt.

Het is een simpel feit dat geen van de beide partijen willen accepteren dat Erdogan’s regering de democratie vordert op een aantal gebieden, terwijl het op andere gebieden wordt teruggedrongen.

Dit gebeurt omdat Erdogan een hartstochtelijke verdediger is van de electorale democratie (hij blijft winnen), maar niet erg weg is van liberale democratie. Enkele belangrijke principes van politiek liberalisme, zoals beperkte overheid, een volledig onafhankelijke pers, lijken niet te tellen voor een groot deel in zijn politieke visie. In feite hebben sommige leden van zijn team deze openlijk omschreven als onnodige beperkingen op de ‘nationale wil’, die wordt vertegenwoordigd door degene die wint bij de stembus.

De vaderlijke persoonlijkheid van Erdogan speelt hier ook een rol in. Hij ziet zichzelf als een liefdevolle, zorgzame vader voor zijn volk – een houding dat hier zijn vruchten geeft. Het positieve van deze visie is de 10 jaar van enorme vooruitgang in de economie, gezondheidszorg, onderwijs en transport. Het nadeel is dat wanneer zijn tegenstanders zijn prestaties niet prijzen, hij ze ziet als ongehoorzame kinderen die moeten worden berispt. Dit heeft geleid tot publieke uitbarstingen tegen kritische columnisten, en het harde politieoptreden tegen anti-regeringsdemonstranten.

Het is ironisch dat ondanks vele liberalen zich verzetten tegen zijn bewind, het tijdperk-Erdogan een sterk aantal onmiskenbare liberale stappen heeft gezet. Zijn ‘Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling’, of de Ak Partij, bracht een sterke boodschap van verandering toen het aan de macht kwam in 2002. Het ‘oude Turkije’ was te militaristisch, te nationalistisch en te onderdrukkend. De Ak Partij had gezworen niet alleen zijn eigen kiezers meer vrijheid te geven, namelijk de conservatieven die zijn onderdrukt door een vurig seculiere elite, maar ook alle gemarginaliseerde groepen als Koerden, Armenen en Grieken.

Dit is de reden waarom veel van de Turkse intellectuelen -die altijd van een liberale democratie droomden maar nooit de macht hadden om deze te bouwen- Erdogan hebben gesteund. Dat is ook de reden waarom de ‘Islamitisch-Liberale alliantie’ gehaat wordt door de oude elite, waaronder de voormalige generaals die vastzitten wegens het plannen van een coup tegen Erdogan.

Sommige Turkse liberalen staan nog steeds achter Erdogan voor het veranderen van de ‘oude Turkije’. Maar anderen hebben hem verlaten, omdat zij vinden dat de ‘nieuwe Turkije’, nieuwe problemen heeft gecreeërd.

Zonder een grote oppositie die een betere visie kan aanbieden, is het naïef om te hopen dat er een liberale democratie zal ontstaan uit één van de partijen, of een revolutie. Integendeel, zal deze worden gevormd door geleidelijke hervorming. Erdogan zou dan ook gesteund moeten worden wanneer hij komt met democratiseringspakketten, net zoals hij had aangekondigd op 30 september. Hij zou gekritiseerd moeten worden wanneer hij illiberale stappen zet, zoals het hard optreden tegen demonstranten, of demoniseren van tegenstanders met extravagante samenzweringstheorieën. De recente Turkije voortgangsrapport van de Europese Commissie is een goed voorbeeld van een dergelijke evenwichtige, objectieve analyse.

Het moet goed beseft worden dat naast alle illiberale neigingen van de Ak Partij, de trouw seculiere pre-Erdogan tijdperk, in feite veel minder vrij was in bijna alle opzichten.

In tegenstelling tot de paniekzaaierij van degenen die streven voor de oude dagen, en de regering aanvallen bij elke mogelijkheid, is Turkije niet op de weg naar een Saudi Arabië of Iran, of een Rusland van Poetin. Maar het is zeker nog niet volledig een liberale democratie.

Om het af te sluiten, Erdogan en zijn bondgenoten moeten accepteren dat ze democratie niet vooruit kunnen brengen door alleen trots op te zijn de wandaden van hun voorgangers gecorrigeerd te hebben. Zij moeten ook goed kijken naar de afgelopen tien jaar, hun fouten erkennen, en deze corrigeren.

Mustafa Akyol / New York Times